Meele Crotte werkt als portierster op het kasteel van de heren van Beselare. Deze tamelijk hooggeplaatste functie heeft ze te danken aan haar vader Paulus Wancourt, koetsier van de markies Maximiliaan Vanderwoestine.
Als de markies en markiezin niet thuis zijn, zendt ze de schooiers en bedelaars weg met de spottende woorden ‘’t Es crotte!’. Meele is een geleerde, preutse juffrouw. Door haar grote kennis van kruiden en planten staat ze tot buiten de parochie bekend als kwakzalfster.
Meele kweekt allerlei soorten zwammen om er geneeskrachtige zalfjes en drankjes mee te maken. Ze helpen tegen scheurbuik, opstopping, buikloop, wormen en zweernagels. Mensen doen vaak beroep op haar voor één bepaalde zwam – de Papenhoedboom – die geiten gezond houdt. Haar kwakzalverij leidt tot meer geiten die sterven dan genezen. Na haar dood in 1751 werd op haar lichaam het duivelsteken ontdekt, waarna haar hele woonst en paddenstoelen werden verbrand.