Fyte leefde in een vervallen hut aan de rand van het Vuilewaesbusch, waar ze arriveerde in Bâmis 1699, het jaar van een verwoestende pestepidemie. Haar oorsprong was een mysterie voor iedereen. Ze was een misvormd en verschrompeld wezen, met een gezicht dat te lang leek, haar 'asem' piepte zo kortademig dat je het van een afstand kon horen.
Fyte Kwick stond bekend als waarzegster en trok veel vreemd bezoek aan, vooral bijgelovige mensen die haar raadpleegden. Hierdoor werd ze door de bevolking beschouwd als een tovenares die een pact met de duivel had gesloten. In de winter van 1739-40 verdween Fyte plotseling, zonder enig spoor achter te laten.
Voor de Eerste Wereldoorlog woonde er een oude boerenwerker in het Vuilewaesbusch. Hij kon de exacte locatie aanwijzen waar het vervallen huisje van Fyte Kwick had gestaan. Op dit driehoekige stuk grond van ongeveer tien meter groot groeiden biezen, duivelsklauw en kwikkruid, planten die men tevergeefs probeerde uit te roeien.